Aanvankelijk was mijn voornemen om uit de Bossche Schepenprotocollen, loopende over het tijdvak 1500-1810, uittreksels te geven op dezelfde wijze als Aug. Sassen zulks deed met de protocollen der Helmondsche notarissen. Het bleek mij, toen ik met het excerpeeren daarvan was begonnen, dat het niet de moeite zoude loonen om al de duizende akten, die in de Bossche Schepenregisters staan, bij extract uit te geven en bovendien dat het excerpeeren daarvan een werk zoude zijn, dat ik onmogelijk zoude kunnen voltooien.
Ik moest daarom de taak, die ik mij had opgelegd, beperken en ik meende dat niet beter te kunnen doen dan met mij te bepalen tot die schepenakten, welke betrekking hebben op de voornaamste of belangrijkste huizen en gebouwen, die oudtijds te 's Hertogenbosch stonden, alsmede op derzelver bewoners of eigenaars; dan was het geen onbegonnen werk en werden in elk geval de belangrijkste schepenakten geexcerpeerd.
Hierbij heb ik de door mij gemaakte extracten zoodanig gerangschikt, dat zij geplaatst zijn in de beschrijving van de huizen of gebouwen, waarop zij betrekking hebben, omdat ik vermeende, dat daardoor het raadplegen van mijn werk zeer
| 3 |
zoude worden vergemakkelijkt; voorts heb ik daarbij hetgeen in kronijken of andere oude werken over die huizen of gebouwen en derzelven eigenaars of bewoners vermeld staat, tusschen die extracten of excerpten ingevoegd ten einde den inhoud er van beter verstaanbaar te maken. Daartoe heb ik ook nog een veelvuldig gebruik gemaakt van de onuitgegeven Beschrijving van 's Hertogenbosch van den bekenden geschiedschrijver mr. Johan Hendrik van Heurn, die ze in zijne Historie der Stad en Meyerye van 's Hertogenbosch II blz. 447 noemt: Beschryving der Geestelyke en Waereldlyke Gebouwen der Stad. Naar hetgeen hij daar ter plaatse mededeelt, was hij in 1776 nog niet met dit werk begonnen, hetgeen ook uit deszelfs inhoud blijkt, want men kan er duidelijk uit zien, dat het eerst omstreeks 1780 werd samengesteld. Het bestaat uit twee dikke folio deelen goed geschreven schrift; Pastoor Coppens maakte er reeds een ruim gebruik van voor zijne geschiedenis van het Bisdom van den Bosch en daardoor kwam een deel van den inhoud der Beschrijving ook in het bekende werk van pastoor Schutjes over hetzelfde Bisdom. Met hetgeen ik uit de Beschrijving in dit werk zal mededeelen zal daardoor thans bijna de geheele inhoud er van in druk zijn verschenen met uitzondering echter van hetgeen van Heurn daarin vermeldde over de oude Bossche gilden; overneming hiervan kwam mij niet wenschelijk voor, omdat hij over de gilden niets anders mededeelt dan den verkorten inhoud hunner kaarten; den origineelen tekst daarvan gaf hij alzoo niet.
Dank zij de vrijgevigheid van nu wijlen mr. Petrus Franciscus van Cooth, in leven griffier der Staten van Noordbrabant, berust de Beschrijving van mr. van Heurn thans in de verzameling handschriften van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en
| 4 |
Wetenschappen in Noordbrabant. Voor eene uitgave in den oorspronkelijken tekst is zij voor den tegenwoordigen tijd niet meer geschikt. Uit de beschrijvingen der kerken en andere openbare gebouwen van den Bosch, die gedurende de laatste vijftig jaren in druk verschenen zijn, heb ik echter voor dit werk zoo goed als niets overgenomen, omdat die boeken door een ieder gemakkelijk kunnen geraadpleegd worden en het daarom overbodig was den inhoud daarvan hier over te nemen.
De nummers, die ik aan de door mij beschreven huizen en gebouwen heb gegeven, zijn de huisnummers, welke zij thans hebben blijkens het Gemeenteblad van 's Hertogenbosch voor 1909 n°. 177 en de nummers, die ik achter de door mij medegedeelde excerpten heb vermeld, zijn die der Bossche schepenprotocollen, waaruit ik ze genomen heb.
Van eenige huizen en gebouwen had ik gaarne meer transporten medegedeeld dan ik deed, doch dat was mij niet mogelijk, omdat ik daarvan bij het onderzoek in de schepenprotocollen den draad kwijt raakte, doordien daarin vóór 1550 de huizen, met uitzondering van die, welke op de Markt en in hare onmiddellijke omgeving stonden, op eene enkele uitzondering na, niet met hunne namen worden aangeduid; zij zullen die vóór dien tijd meerendeels niet hebben gehad.
De Bossche schepenprotocollen van vóór 1500 heb ik niet onderzocht, omdat mij de tijd ontbrak ze te ontcijferen; zeer wenschelijk vind ik het echter dat een ander mijn werk uit die protocollen aanvult!
A.F.O. van Sasse van Ysselt. 's Hertogenbosch, 1 Mei 1910. | 5 |